„Mammie, mijn ei smaakt zo akelig (мамочка, мое яйцо имеет такой неприятный вкус; smaken – быть вкусным; иметь вкус /naar – чего/).
„Houd je mond en eet het op (молчи и съешь его полностью; zijn mond houden – молчать: «держать свой рот»; opeten – съесть /всё, до конца/, доесть). Over het eten mag niet worden gezanikt (о еде не ноют: «нельзя, чтобы нылось»; zaniken – ныть).
„Mammie, moet ik het snaveltje ook opeten (мамочка, клювик я тоже должен съесть; snavel – клюв)?”
„Mammie, mijn ei smaakt zo akelig”.
„Houd je mond en eet het op. Over het eten mag niet worden gezanikt”.
„Mammie, moet ik het snaveltje ook opeten?”
„En mevrouw, hoe gaat het met u (как поживаете, госпожа: «как это идет с вами»)?” vraagt een vriendelijke heer (спрашивает дружелюбный господин). „Is alles ook goed met uw man (с вашим мужем тоже все хорошо)?”
Hij slikt zijn woorden in (он проглатывает свои слова; slikken – глотать), want hij ziet opeens (потому что он вдруг видит) dat ze in de rouw is (что она в трауре). Snel voegt hij eraan toe (он быстро добавляет /к сказанному/; toevoegen – добавлять /aan – к/; eraan – к этому /добавить/): „Ligt hij nog altijd op hetzelfde kerkhof (он все еще лежит на том же кладбище; altijd – всегда; все еще)?”
„En mevrouw, hoe gaat het met u?” vraagt een vriendelijke heer. „Is alles ook goed met uw man?”
Hij slikt zijn woorden in, want hij ziet opeens dat ze in de rouw is. Snel voegt hij eraan toe: „Ligt hij nog altijd op hetzelfde kerkhof?”
Ietwat verlegen (немного смущенно) fluistert het jonge meisje (шепчет молодая девушка; fluisteren – шептать) tegen de verkoper in de boetiek (продавцу в бутике): „Vindt u niet (вы не находите) dat deze jurk te bloot is (что это платье слишком открытое; bloot – голый, обнаженный; непокрытый)?”
Hij werpt een blik (он бросает взгляд) in haar decolleté en vraagt (на ее декольте и спрашивает): „Heeft u borsthaar (у вас есть волосы на груди; borst – грудь)?”
„Natuurlijk niet (нет, конечно)!” zegt het meisje verontwaardigd (говорит возмущенно девушка; verontwaardigen – возмущать; waardig – достойный)
„In dat geval (в этом случае) heeft u gelijk (вы правы; gelijk hebben – быть правым: «иметь правоту»), die jurk is te bloot (это платье слишком открытое)”.
Ietwat verlegen fluistert het jonge meisje tegen de verkoper in de boetiek: „Vindt u niet dat deze jurk te bloot is?”
Hij werpt een blik in haar decolleté en vraagt: „Heeft u borsthaar?”
„Natuurlijk niet!” zegt het meisje verontwaardigd.
„In dat geval heeft u gelijk, die jurk is te bloot”.
Twee kippen (две курицы) rennen voor een haan uit (бегут впереди петуха; vooruit – вперед, впереди). Kakelt de ene kip tegen de andere (кудахчет одна курица другой): „Niet zo vlug (не так быстро)! Hij is niet zo jong meer (он уже не так молод; meer – больше)!”
Twee kippen rennen voor een haan uit. Kakelt de ene kip tegen de andere: „Niet zo vlug! Hij is niet zo jong meer!”
De haan komt in het kippenhok (петух входит в курятник; hok – хлев) en sjouwt een struisvogelei naar binnen (и затаскивает внутрь страусиное яйцо).
Hij zegt (он говорит): „Dames, ik wil niet vervelend doen (дамы, я не хочу быть надоедливым = показаться занудой; vervelend – скучный, нудный), maar ik wou jullie toch eens laten zien (но я хотел бы вам все-таки показать: «дать увидеть») wat men elders presteert (чего в других местах достигают; men – неопределенно-личное местоимение, сравните: men zegt – говорят; elders – в другом месте)”.
De haan komt in het kippenhok en sjouwt een struisvogelei naar binnen.
Hij zegt: „Dames, ik wil niet vervelend doen, maar ik wou jullie toch eens laten zien wat men elders presteert”.
Kareltje moet zijn zusje meenemen (Карел должен взять его = свою сестренку с собой) als hij gaat vissen (когда он идет ловить рыбу; vis – рыба; vissen – ловить рыбу). Hij komt met een gezicht (он приходит с лицом) als een donderwolk (похожим на тучу: «как грозовое облако»; donder – гром; wolk – облако) weer thuis (снова домой).
Kareltje: „Ik ga nooit meer vissen met mijn zusje (я не пойду никогда больше ловить рыбу с моей сестренкой)”.
Mama: „De volgende keer (в следующий раз) moet je je zusje uitleggen (ты должен объяснить твоей сестренке) dat ze stil moet zijn (чтобы она не шумела: «что она тихой должна быть»)”.
Kareltje: „Ze is stil genoeg mams (она достаточно тихая, мама), maar ze eet al het aas op (но она съедает всю наживку/приманку)!”
Kareltje moet zijn zusje meenemen als hij gaat vissen. Hij komt met een gezicht als een donderwolk weer thuis.
Kareltje: „Ik ga nooit meer vissen met mijn zusje”.
Mama: „De volgende keer moet je je zusje uitleggen dat ze stil moet zijn”.
Kareltje: „Ze is stil genoeg, mams, maar ze eet al het aas op!”
Jantje komt bij oma en vraagt (Янтье приходит к бабушке и спрашивает): „Oma, bent u van karton (бабушка, а вы из картона)?”
Oma zegt: „Nee Jantje, hoe kom jij daarbij (нет, Янтье, а с чего ты это взял: «как ты к этому пришел?»)?”
Jantje: „Nou, papa zei: Morgen komt die oude doos weer (ну, папа сказал: завтра придет та старая коробка снова)!”
Jantje komt bij oma en vraagt: „Oma, bent u van karton?”
Oma zegt: „Nee, Jantje, hoe kom jij daarbij?”
Jantje: „Nou, papa zei: Morgen komt die oude doos weer!”
Een oude dame stapt in een warenhuis in de lift (пожилая дама входит в лифт в универсальном магазине; waar – товар, waren – товары). Zenuwachtig vraagt ze aan de liftbediende (она спрашивает нервно у лифтера; zenuw – нерв: op de zenuwen werken – действовать на нервы; achten – уважать, почитать; обращать внимание; liftbediende – лифтер: «обслуживающий лифт»; bedienen – обслуживать; bediende – служащий): „Als de lift nu plotseling kapotgaat (если лифт сейчас внезапно сломается; kapót – сломанный), ga ik dan naar boven of naar beneden (я поеду тогда наверх или вниз)?”
„Dat is niet aan mij te beoordelen (об этом не мне судить),” antwoordt de bediende (отвечает лифтер). „Dat hangt er helemaal vanaf (это полностью зависит от того) hoe u geleefd hebt (как вы прожили; leven – жить, существовать)”.
Een oude dame stapt in een warenhuis in de lift. Zenuwachtig vraagt ze aan de liftbediende: „Als de lift nu plotseling kapotgaat, ga ik naar boven of naar beneden?”
„Dat is niet aan mij te beoordelen,” antwoordt de bediende. „Dat hangt er helemaal vanaf hoe u geleefd hebt”.