Книга: Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения
Назад: Zondagmorgen aan de ontbijttafel (Воскресным утром за завтраком1)
Дальше: Pannekoeken (Блины)

Nieuweling

(Новичок)

De nieuwe werknemer (новый работник) stond wat hulpeloos (стоял немного беспомощно; staan – стоять; hulp – помощь) bij de papierversnipperaar (у машины для уничтожения бумаг; versnipperen – разрезать на мелкие части; snipper – обрезок, отрезанная полоска)

„Kan ik u helpen (могу я вам помочь)?”, vroeg een secretaresse (спросила секретарша; vragen – спрашивать).

„Ja”, zei hij, „hoe werkt dat ding?” (да, сказал он, как эта вещь работает?) „Heel simpel”, zegt ze (очень просто, говорит она), pakte het dikke dossier (взяла толстое досье; pakken – хватать, схватить) en stopte het in de versnipperaar (и сунула его в машину для уничтожения бумаг).

„Bedankt, maar waar komen de kopieën er nu uit (благодарю, а откуда здесь теперь выходят копии)?”

De nieuwe werknemer stond wat hulpeloos bij de papierversnipperaar.

„Kan ik u helpen?” vroeg een secretaresse.

„Ja” zei hij, „hoe werkt dat ding?”

„Heel simpel”, zegt ze, pakte het dikke dossier en stopte het in de versnipperaar.

„Bedankt, maar waar komen de kopieën er nu uit?”

Te laat

(Слишком поздно)

Vierentwintig jaar lang (в течение 24 лет) was Willem elke morgen (Виллем был каждое утро) op tijd op zijn werk geweest (вовремя на своей работе), nog nooit had hij een dag gemist (еще никогда он не пропустил и дня; missen – упустить; промахнуться, ошибиться; не хватать, недоставать).

Vandaag was hij voor het eerst te laat (сегодня он впервые опаздывал; te laat zijn – опаздывать: «быть слишком поздно») en zijn baas had al tien keer op zijn horloge gekeken (и его шеф уже десять раз взглянул на свои часы; kijken – смотреть, глядеть). Om half elf (в половину одиннадцатого) kwam Willem met zijn hoofd in het verband (прибыл Виллем с перевязанной головой: «с его головой в повязке») het kantoor binnen stappen (в контору ступать = входя). Hij miste enkele tanden (у него недоставало нескольких зубов) en hij zei met een van pijn vertrokken gezicht (и он сказал с перекошенным от боли лицом; vertrekken – изменять /выражение лица/, перекашивать /лицо/): „Ik ben thuis van de trap gevallen (я упал дома с лестницы; vallen – падать)”.

„Zo”, antwoordt zijn baas ongeduldig (так, отвечает его шеф нетерпеливо; geduldig – терпеливо; dulden – терпеть, переносить), „en moet zoiets anderhalf uur duren (и должно что-то подобное полтора часа длиться)?”

Vierentwintig jaar lang was Willem elke morgen op tijd op zijn werk geweest, nog nooit had hij een dag gemist. Vandaag was hij voor het eerst te laat en zijn baas had al tien keer op zijn horloge gekeken. Om half elf kwam Willem met zijn hoofd in het verband het kantoor binnen stappen. Hij miste enkele tanden en hij zei met een van pijn vertrokken gezicht: „Ik ben thuis van de trap gevallen”.

„Zo”, antwoordt zijn baas ongeduldig, „en moet zoiets anderhalf uur duren?”

Huwelijkslijst

(Свадебный список)

Komt een oudere man in de apotheek en vraagt (заходит пожилой мужчина в аптеку и спрашивает; oud – старый; ouder – старше; пожилой): „Hebt u tabletten (у вас есть таблетки) om een vals gebit te reinigen (чтобы искусственную: «фальшивую» челюсть чистить; rein – чистый)?”

„Natuurlijk (естественно/конечно).”

„Hebt u krukken (у вас есть костыли)?”

„Jazeker (да, конечно; zeker – определенно, непременно; конечно)”.

„Hebt u batterijen voor hoorapparaten (у вас есть батарейки к слуховым аппаратам; horen – слышать)?”

„Zeker, mijnheer (конечно, господин)”.

„Verkoop u luiers (вы продаете пеленки) voor mensen met incontinentie (для людей с недержанием /мочи/)?”

„Die hebben we ook, mijnheer (у нас они есть тоже, господин)”.

„En viagra (а виагру /средство от импотенции/)?”

„Geen probleem (нет проблемы)”.

„O. K., dan wil ik hier wel (хорошо, тогда я хочу здесь, пожалуй) mijn huwelijkslijst leggen (положить мой брачный список /для покупок, подарков/; huwelijk – супружество, брак; женитьба, замужество: in het huwelijk treden – вступать в брак)”.

Komt een oudere man in de apotheek en vraagt:

„Hebt u tabletten om een vals gebit te reinigen?”

„Natuurlijk”.

„Hebt u krukken?”

„Jazeker”.

Hebt u batterijen voor hoorapparaten?”

„Zeker, mijnheer”.

„Verkoop u luiers voor mensen met incontinentie?”

„Die hebben we ook, mijnheer”.

„En viagra?”

„Geen probleem”.

„O. K., dan wil ik hier wel mijn huwelijkslijst leggen”.

Een nieuws

(Новость)

Arts tegen patiënt (врач пациенту): „Ik heb goed nieuws (у меня есть хорошая новость) en ik heb slecht nieuws (и у меня есть плохая новость). Het slechte nieuws is (плохая новость есть = заключается в том) dat u hooguit nog maar drie dagen te leven hebt (что вам самое большее еще только три дня осталось жить)”.

„En wat is dan het goede nieuws (а какая тогда хорошая новость)?” vraagt de patiënt geschrokken (спрашивает пациент испуганно; schrikken – испугаться).

„Dat ik na maanden aandringen (что я после месяцев настаивания; aandringen – настаивать /ор – на/; настояние, требование; dringen – напирать; продираться, проникать) eindelijk met mijn assistente naar bed ben geweest (наконец-то с моей ассистенткой побывал в постели)”.

Arts tegen patiënt: „Ik heb goed nieuws en ik heb slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat u hooguit nog maar drie dagen te leven hebt”.

„En wat is dan het goede nieuws?” vraagt de patiënt geschrokken.

„Dat ik na maanden aandringen eindelijk met mijn assistente naar bed ben geweest”.

Positief denken

(Думать позитивно)

Een man zegt tegen de psychiater (мужчина говорит психиатру): „Ik ben het leven moe (мне надоело жить; moe – уставший, утомленный; moe zijn – устать), ik ga mezelf voor de trein gooien (я пойду брошусь под поезд: «пойду меня самого перед поездом бросить»; zich gooien – бросаться; gooien – бросать)!”

Zegt de psychiater: „Ik heb u toch altijd verteld (я вам ведь всегда рассказывал; vertellen – рассказывать) dat u een positieve draai aan uw leven moet geven (что вы вашу жизнь должны позитивно представлять; een draai aan iets geven – что-то так представить, что изменит взгляд на это: «давать чему-то поворот, задавать вращение»; draaien – вращать, вертеть) en aan alle dingen in het leven (и все вещи в жизни)”.

„Inderdaad!” zegt de man (в самом деле, говорит мужчина). „Daar heeft u gelijk in (вы в этом правы). Ik zal anders zeggen (я скажу иначе): Ik ga mijn leven op de rails zetten (я поставлю мою жизнь на рельсы)!”

Een man zegt tegen de psychiater: „Ik ben het leven moe, ik ga mezelf voor de trein gooien!”

Zegt de psychiater: „Ik heb u toch altijd verteld dat u een positieve draai aan uw leven moet geven en aan alle dingen in het leven”.

„Inderdaad!” zegt de man. „Daar heeft u gelijk in. Ik zal anders zeggen: Ik ga mijn leven op de rails zetten!”

Назад: Zondagmorgen aan de ontbijttafel (Воскресным утром за завтраком1)
Дальше: Pannekoeken (Блины)