Dokter: – Hoe komt het dat uw oren verbrand zijn (как получилось, что ваши уши обгоревшие; verbranden – сжигать; сгорать)?
Man: – Wel, ik was aan het strijken (ну, я гладил: «был при глажке»; strijken – гладить /белье/) en opeens ging de telefoon (и внезапно зазвонил телефон; opéens – вдруг, внезапно). Ik nam toen het strijkijzer op (я поднял тогда утюг/приставил к уху; toen – тогда, в то время; потом, затем: en toen? – а потом?; ijzer – железо; strijkijzer – утюг: «гладильное железо»).
Dokter: – Maar hoe komt het dan dat uw andere oor ook verbrand is (но как тогда получилось, что ваше другое ухо тоже обожжено)?
Man: – Wel, ik wou de dokter bellen (ну, я хотел позвонить доктору).
Dokter: – Hoe komt het dat uw oren verbrand zijn?
Man: – Wel, ik was aan het strijken en opeens ging de telefoon. Ik nam toen het strijkijzer op.
Dokter: – Maar hoe komt het dan dat uw andere oor ook verbrand is?
Man: – Wel, ik wou de dokter bellen.
De onderwijzer vraagt aan Luk (учитель спрашивает у Люка):
– Waarom heb jij je huiswerk niet gemaakt (почему ты не сделал твое домашнее задание)?
– We hadden een kortsluiting in huis, mijnheer, – antwoordt Luk (у нас дома было короткое замыкание, господин, отвечает Люк)
– En wat heb jij toen gedaan (И что ты тогда делал)?
– Televisie gekeken (телевизор смотрел; kijken – смотреть, глядеть, naar de televisie kijken – смотреть телевизор).
– Zonder stroom (без электричества; stroom – течение, поток; электричество)?
– Nee, we hadden kaarsen in huis (не, у нас были свечи в доме)!
De onderwijzer vraagt aan Luk:
– Waarom heb jij je huiswerk niet gemaakt?
– Wij hadden een kortsluiting in huis, mijnheer, – antwoordt Luk.
– En wat heb je toen gedaan?
– Televisie gekeken!
– Zonder stroom?
– Nee, we hadden kaarsen in huis!
Een politieagent houdt een jonge automobilist aan (полицейский останавливает молодого водителя):
– Mag ik je rijbewijs even zien (могу я посмотреть ваше водительское удостоверение = ваши права; rijden – ездить, кататься /верхом/; водить; управлять /автомобилем и т. п./; even – ровный; как раз)?
– Rijbewijs? – vraagt de jongeman verbaasd (водительское удостоверение? спрашивает молодой человек удивленно; verbazen – удивлять, изумлять). – Dat kun je toch pas krijgen als je 18 /achttien/ bent (но его ведь выдают: «ты можешь получить», только когда тебе 18 лет /исполнилось/; pas – только, только что, как раз)?
Een politieagent houdt een jonge automobilist aan:
– Mag ik je rijbewijs even zien?
– Rijbewijs? – vraagt de jongeman verbaasd. – Dat kun je toch pas krijgen als je 18 bent!
Een muis en een olifant wandelen in de woestijn (мышь и слон прогуливаются в пустыне).
De muis, die in de schaduw van de olifant loopt, zegt (мышь, которая идет в тени слона, говорит; lopen – бежать; идти, ходить): – Als je het te warm krijgt, loop ik wel aan de andere kant (если тебе станет: «ты получишь» слишком жарко, пойду я тогда, пожалуй, с другой стороны)!
Een muis en een olifant wandelen in de woestijn. De muis, die in de schaduw van de olifant loopt, zegt:
– Als je het te warm krijgt, loop ik wel aan de andere kant.
Meneer Jansens staat bij de melkboer en vraagt (господин Янсенс стоит у/возле продавца молока и спрашивает; melk – молоко; boer – крестьянин):
– Is die melk wel vers (а то молоко /точно/ свежее)?
Waarop de melkboer antwoordt (на что продавец молока отвечает):
– Vers (свежее)? Man, drie uur geleden was het nog gras (мужик = послушай-ка, три часа назад это была еще трава)!
Meneer Jansens staat bij de melkboer en vraagt:
– Is die melk wel vers?
Waarop de melkboer antwoordt:
– Vers? Man, drie uur geleden was het nog gras!
Een tot zijn oren verliefde jongen zegt tegen zijn moeder (один по уши: «до своих ушей» влюбленный юноша говорит своей матери):
– Ik kan niet leven zonder haar (я не могу жить без нее)!
Zegt zijn moeder (его мать говорит):
– Je bent toch niet kaal (ты ведь не лысый; zonder haar – без нее/без волос)!
Een tot zijn oren verliefde jongen zegt tegen zijn moeder:
– Ik kan niet leven zonder haar!
Zegt zijn moeder:
– Je bent toch niet kaal!
– En jij denkt dat jij problemen hebt (и ты полагаешь, что у тебя есть проблемы)? – zegt een man tegen zijn collega (говорит мужчина своему коллеге).
– Ik heb iemand laatst een paar duizend euro geleend (я кому-то одолжил недавно пару тысяч евро; lenen – одалживать; давать взаймы) voor plastische chirurgie (на пластическую операцию) en nu weet ik niet hoe hij er tegenwoordig uitziet (и теперь я не знаю, как он в настоящее время выглядит; eruitzien – выглядеть; tegenwoordig – присутствующий: tegenwoordig zijn bij iets – присутствовать при чем-либо; настоящий, существующий)!
– En jij denkt dat jij problemen hebt? – zegt een man tegen zijn collega.
– Ik heb iemand laatst een paar duizend euro geleend voor plastische chirurgie en nu weet ik niet hoe hij er tegenwoordig uitziet!
In het centrum van een zeer drukke stad (в центре очень оживленного города) vraagt een man aan een voorbijganger (спрашивает один мужчина у прохожего; voorbij – мимо; voorbijgaan – проходить мимо):
– Kunt u mij vertellen (можете вы мне рассказать) hoe ik het snelst bij het ziekenhuis kom (как я, как можно скорее: «скорейше», попаду/приду в больницу; snel – быстрый, скорый; ziek – больной: ziek worden – заболеть)?
– Ja, hoor, – zegt de man (да, /послушай/, говорит мужчина), – u doet uw ogen dicht (вы закрываете глаза: «делаете глаза плотно = сомкнутыми») en steekt deze straat over (и пересекаете эту улицу; over – над; через; oversteken – переходить: de straat oversteken – переходить на другую сторону улицы)!
In het centrum van een zeer drukke stad vraagt een man aan een voorbijganger:
– Kunt u mij vertellen hoe ik het snelst bij het ziekenhuis kom?
– Ja, hoor, – zegt de man, – u doet uw ogen dicht en steekt deze straat over!