Een jongeman is net aangenomen (молодой человек только что принят на работу; net – как раз; только что) in een grote multinationale onderneming (в большое мультинациональное предприятие; ondernémen – предпринимать). Vanaf de eerste dag (в первый же день/с первого дня; vanáf – /начиная/ с, со: vanaf maandag – с понедельника) neemt hij de telefoon (он берет телефон), belt de bedrijfscafetaria (звонит в кафе предприятия) en brult (и кричит; brullen – реветь, рычать; орать /о человеке/):
– Een koffie, en snel een beetje… (один кофе и быстренько: «быстро немножко»)
Aan de andere kant van de lijn (на другом конце линии) antwoordt een stem (отвечает голос):
– Ik denk dat u een verkeerd intern nummer (мне кажется, что вы неправильный внутренний номер) gedraaid hebt (набрали; draaien – вертеть, вращать; een nummer draaien – набирать номер телефона), weet u met wie u spreekt (знаете вы, с кем вы говорите), onnozelaar (глупец)?
– Heu… nee… – antwoordt de jonge man (ээ… нет, – отвечает молодой человек).
– Ik ben de Directeur-Generaal van deze firma, jij idioot! (я генеральный директор этой фирмы, ты, идиот!)
De jonge man roept tweemaal luider (молодой человек кричит в два раза громче):
– En U, dik opgeblazen directeur-generaaltje (а вы, толстый, надутый генеральный директришка), weet u wel met wie u spreekt (знаете ли вы, с кем вы говорите)?
– Heu… nee… – antwoordt de directeur ietwat verbaasd (нет, – отвечает директор чуть удивленно).
– Perfect (отлично)! antwoordt de jonge man en hij legt de telefoon neer (отвечает молодой человек и кладет трубку; neer – вниз; neerleggen – вешать /трубку/: «класть вниз»).
Een jonge man is net aangenomen in een grote multinationale onderneming. Vanaf de eerste dag neemt hij de telefoon, belt de bedrijfscafetaria en brult:
– Een koffie, en snel een beetje…
Aan de andere kant van de lijn antwoordt een stem:
– Ik denk dat u een verkeerd intern nummer gedraaid hebt, weet u met wie u spreekt, onnozelaar?
– Heu… nee… – antwoordt de jonge man.
– Ik ben de Directeur-Generaal van deze firma, jij idioot!
De jonge man roept tweemaal luider:
– En u, dik opgeblazen directeur-generaaltje, weet u wel met wie u spreekt?
– Heu… nee… – antwoordt de directeur ietwat verbaasd.
– Perfect! antwoordt de jonge man en hij legt de telefoon neer.
– Hoe gaat het met je paard (как поживает твоя лошадь: «как идет это с твоей лошадью»)?
– Mijn paard gaat niet, het loopt (моя лошадь не идет, она бежит).
– OK, hoe loopt het met je paard?
– Dat gaat (все хорошо: «это идет /хорошо/»).
– Hoe gaat het met je paard?
– Mijn paard gaat niet, het loopt.
– OK, hoe loopt het met je paard?
– Dat gaat.
Een man zit aan de bar (мужчина сидит у бара = у барной стойки) en drinkt zich aardig door (и порядочно напивается; aardig – приятный, милый; миловидный, хорошенький; немалый, порядочный; door – сквозь; zich doordrinken – напиться, наклюкаться). Aan het eind van de avond (к концу вечера) als hij naar huis wil (когда он хочет домой), staat hij op en valt om (он встает и падает; opstaan – встать; omvallen – упасть, опрокинуться).
„Zoveel heb ik toch niet gedronken (так много я ведь не выпил = неужто я так много выпил)?” denkt hij (думает он).
Hij probeert het nog een keer (он пробует /это/ еще раз) en weer hetzelfde verhaal (и снова тот же рассказ = та же история).”Nou, denkt hij – „dan kruip ik maar naar huis” (так, думает он, тогда я поползу домой).
De volgende morgen (на следующее утро) maakt zijn dochter hem wakker (будит его дочь его: «делает его бодрствующим») en vraagt (и спрашивает): „Vader, was je weer eens dronken gisteravond (отец, ты опять был пьяный вчера вечером)?”
Hij zegt (он говорит): „Wel, hoe kom jij daar nu bij (да, как ты это сейчас узнала: «как ты приходишь сейчас к этому»)?” Waarop ze antwoordt (на что она отвечает):
„De kroeg belde net op (с пивной только что звонили: «пивная звонила только что»; opbellen – позвонить по телефону; bellen – звонить), je bent je rolstoel vergeten mee te nemen (ты забыл свое инвалидное кресло = инвалидную коляску взять с собой; rollen – катить/ся/; stoel – стул, сиденье)”.
Een man zit aan de bar en drinkt zich aardig door. Aan het eind van de avond als hij naar huis wil, staat hij op en valt om. „Zoveel heb ik toch niet gedronken?” denkt hij.
Hij probeert het nog een keer en weer hetzelfde verhaal. „Nou, denkt hij, „dan kruip ik maar naar huis”.
De volgende morgen maakt zijn dochter hem wakker en vraagt: „Vader, was je weer eens dronken gisteravond?”
Hij zegt: „Wel, hoe kom jij daar nu bij?”
Waarop ze antwoordt: „De kroeg belde net op, je bent je rolstoel vergeten mee te nemen”.
Jantje komt lachend binnen (Янтье входит, смеясь; binnen – внутрь). Vader kijkt verbaasd en vraagt (отец смотрит удивленно и спрашивает):
– Wat valt er te lachen (что тут смешного: «что выпадает здесь смеяться»?)?
Jantje vertelt dat hij van de meester 100 keer „ik ben een aap” op papier moet zetten (Янтье рассказывает, что учитель его обязал 100 раз написать на бумаге «я обезьяна»; zetten – сажать; ставить, помещать).
– En wat is daar zo grappig aan (и что в этом такого смешного)?”, – vraagt zijn vader verbaasd (спрашивает его отец удивленно). Waarop Jantje antwoordt (на что Янтье отвечает):
– En u moet er uw handtekening onder zetten (а вы должны под этим поставить вашу подпись; tekenen – рисовать; изображать; чертить; расписываться; teken – знак)!
Jantje komt lachend binnen. Vader kijkt verbaasd en vraagt:
– Wat valt er te lachen?
Jantje vertelt dat hij van de meester 100 keer „Ik ben een aap” op papier moet zetten.
– En wat is daar zo grappig aan? – vraagt zijn vader verbaasd. Waarop Jantje antwoordt:
– En u moet er uw handtekening onder zetten!
Een vrouw is het zat (одна женщина устала от того/ей надоело; zat – сытый; iets zat zijn – устать от чего-либо, пресытиться чем-либо; zat – сытый) dat haar man iedere avond dronken thuis komt (что ее муж каждый вечер приходит домой пьяный), en zegt tegen een vriend van hem (и говорит /одному/ его другу) dat zij wil scheiden (что она хочет разводиться; scheiden – отделять, разделять; разграничивать; расставаться, расходиться; zich laten scheiden – подать заявление о разводе: «дать себя развести»).
Hij weet haar ervan te overtuigen (он умеет ее в том убедить = ему удается убедить ее в том) haar man nog één kans te geven (дать ее мужу еще один шанс):
– Wees niet boos op hem (не будь злой на него = не злись на него) als hij dronken is (когда он пьяный) maar wees aardig (а будь милой), misschien gaat hij zich daardoor wel schuldig voelen (может быть, он себя через это, пожалуй, почувствует виновным; daardoor – через это, тем самым; вследствие этого; zich voelen – чувствовать себя) en stopt hij daardoor met drinken (и закончит через это с питьем = и бросит благодаря этому пить).
De volgende avond komt de man weer lam thuis (на следующий вечер муж приходит опять парализованный = остекленевший домой). Als hij binnen komt waggelen (когда он входит, покачиваясь, внутрь: «входит качаться»; waggelen – шататься, качаться) begint ze niet (она не начинает) zoals gewoonlijk (так, как обычно) tegen hem te schelden (на него ругаться/браниться) maar in plaats daarvan (а вместо этого) schenkt ze wat te drinken voor hem in (она наливает что-то выпить для него; inschenken наливать), geeft hem zijn pantoffels (дает ему его тапки) maakt zijn das los (развязывает его галстук; losmaken – развязывать, распускать; los – свободный, не связанный) en aait hem door zijn haar (и гладит его по его волосам: «через/сквозь волосы»; aaien – ласкать, гладить рукой). Op zwoele toon zegt ze (знойным = страстным тоном говорит она; zwoel – душный, знойный):
– Wat denk je (как ты полагаешь), zullen we lekker naar bed gaan (пойдем мы мило в постель = не лечь ли нам лучше в постель; lekker – вкусный, лакомый; приятный, милый)?
– Ja, laten we dat maar doen (да, давай тогда это делать = давай это сделаем), is zijn antwoordt (есть = таков был его ответ). – Als ik nu naar huis ga (если я сейчас пойду домой), krijg ik toch ruzie met mijn vrouw (я ведь получу ссору с моей женой)!
Een vrouw is het zat dat haar man iedere avond dronken thuis komt, en zegt tegen een vriend van hem dat zij wil scheiden.
Hij weet haar ervan te overtuigen haar man nog één kans te geven:
– Wees niet boos op hem als hij dronken is, maar wees aardig, misschien gaat hij zich daardoor wel schuldig voelen en stopt hij daardoor met drinken.
De volgende avond komt de man weer lam thuis. Als hij binnen komt waggelen, begint ze niet, zoals gewoonlijk, tegen hem te schelden, maar in plaats daarvan schenkt ze wat te drinken voor hem in, geeft hem zijn pantoffels, maakt zijn das los en aait hem door zijn haar. Op zwoele toon zegt ze:
– Wat denk je, zullen we lekker naar bed gaan?
– Ja, laten we dat maar doen, is zijn antwoord. – Als ik nu naar huis ga, krijg ik toch ruzie met mijn vrouw!