Книга: Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения
Назад: Pannekoeken (Блины)
Дальше: Wie is wie (Кто есть кто)

In de kazerne

(В казарме)

– Wel soldaat, smaakt de soep niet (так, солдат, невкусный суп; smaken – быть вкусным)?

– Jawel, adjudant, maar… (да, конечно, прапорщик, но…)

– Maar wat, soldaat (но что, солдат)?

– Er ligt nogal veel zand in (в нем лежит довольно-таки много песку; nogál – довольно, до некоторой степени).

– Mag ik u erop wijzen, soldaat (позвольте мне вам указать на то, солдат), dat u niet zo moet klagen (что вы не должны так жаловаться). U bent hier om het vaderland te dienen (вы находитесь здесь /для того/, чтобы служить родине), denk daaraan (подумайте об этом)!

– Maar niet om het op te eten, adjudant (но не /для того/, чтобы ее поедать, прапорщик).

– Wel soldaat, smaakt de soep niet?

– Jawel, adjudant, maar…

– Maar wat, soldaat?

– Er ligt nogal veel zand in.

– Mag ik u erop wijzen, soldaat, dat u niet zo moet klagen. U bent hier om het vaderland te dienen, denk daaraan!

– Maar niet om het op te eten, adjudant.

In het leger leer je veel

(В армии ты учишься многому)

Een jongen komt thuis uit dienst (юноша приходит со службы домой) en laat aan zijn moeder zien (и показывает его матери: «дает/позволяет его маме увидеть») wat hij daar allemaal geleerd heeft (чему он там такому: «всему» выучился). Hij pakt zijn pistool (он хватает свой пистолет; pakken – хватать, схватить) en schiet zo zijn naam in het plafond (и таким образом выстреливает свое имя на потолке; zo – так, таким образом). Hij gaat naar buiten (он выходит наружу = на улицу), pakt een handgranaat (хватает ручную гранату), haalt de pin eruit (выдергивает из нее чеку; halen —тянуть; доставать, вытаскивать) en gooit hem zo in het kippenhok (и забрасывает ее: «его» таким образом в курятник; kip – курица; kippen – курицы; hok – хлев). Met een grote knal de heleboel de lucht in (с большим хлопком/взрывом всё вместе /взлетает/ в воздух; knallen – хлопать, щелкать, трещать; раздаваться /о громе, выстрелах/; een heleboel – множество, большое количество: «целая куча»; boel – множество, масса, куча).

„Prachtig, jongen (великолепно, юноша; pracht – великолепие, роскошь)!” zegt zijn moeder (говорит его мама), „alleen jammer (только жаль) dat je vader het niet meer kan zien (что твой отец это не сможет больше увидеть)”.

„Hoezo?” vraagt hij (почему: «как так», спрашивает он).

„Die was net de kippen aan het voeren (он как раз кур кормил; voe/de/ren – кормить /животных/)”.

Een jongen komt thuis uit dienst en laat aan zijn moeder zien wat hij daar allemaal geleerd heeft. Hij pakt zijn pistool en schiet zo zijn naam in het plafond. Hij gaat naar buiten, pakt een handgranaat, haalt de pin eruit en gooit hem zo in het kippenhok. Met een grote knal de heleboel de lucht in.

„Prachtig, jongen!” zegt zijn moeder, „alleen jammer dat je vader het niet meer kan zien”.

„Hoezo?” vraagt hij.

„Die was net de kippen aan het voeren”.

In een kroeg

(В пивной)

In een beruchte kroeg (в одной пивной с дурной репутацией; berucht – пресловутый, скандально известный) bladert een zakkenroller (листает один вор-карманник; bladeren – листать, перелистывать /in, door/; zak – карман; rollen – катить; /разг./ стибрить, украсть) door een modeblad (журнал мод).

„Lees jij tegenwoordig zulke verwijfde tijdschriften (ты теперь читаешь такие бабские журналы; verwijfd – /только по отношению к мужчине/ оскорбительно: «женоподобный»; wijf – баба)?” informeert een al even misdadige makker (интересуется такой же товарищ-уголовник; makker – товарищ, коллега; misdaad – преступление, злодеяние; misdadig – преступный; misdoen – поступать: «делать неправильно», преступать закон, совершать преступление; doen – делать; daad – дело, действие, поступок).

„Hoezo verwijfd (как это бабский)? Ik moet toch weten (я же должен знать) waar het komende seizoen de zakken zitten (где в наступающем сезоне будут находиться карманы; zitten – сидеть; находиться)!”

In een beruchte kroeg bladert een zakkenroller door een modeblad.

„Lees jij tegenwoordig zulke verwijfde tijdschriften?” informeert een al even misdadige makker.

„Hoezo verwijfd? Ik moet toch weten waar het komende seizoen de zakken zitten”.

Ik ook niet…

(Я тоже не…)

Een knul (один парень; knul – увалень, олух; парень) gaat op een dag (идет в один день = однажды) naar de vader van zijn liefje (к отцу своей возлюбленной) om hem de hand van zijn dochter te vragen (чтобы у него просить руки его дочери).

– Oh, vergeet het maar (забудь же об этом; vergeten – забывать; забытый /vergat-vergaten-vergeten/)! krijgt hij te horen (слышит он в ответ: «получает он слышать») „Ik wil niet (я не хочу) dat mijn dochter haar leven (чтобы моя дочь свою жизнь) verknoeit bij een domme lul (испортила /живя/ у тупого болвана; lul – /груб./ половой член; болван, дубина; knoeien – плохо работать, халтурить; вредить, причинять ущерб)”.

De knaap kijkt de man recht in de ogen en zegt (парень глядит мужчине прямо в глаза и говорит):

– Ik ook niet, meneer (я тоже не /хочу/, господин), daarom kom ik nu juist haar hand vragen (поэтому я и пришел сейчас просить ее руки; juist – правильный, верный; точный; точно, именно, как раз).

Een knul gaat op een dag naar de vader van zijn liefje om hem de hand van zijn dochter te vragen.

– Oh, vergeet het maar, krijgt hij te horen – Ik wil niet dat mijn dochter haar leven verknoeit bij een domme lul!

De knaap kijkt de man recht in de ogen en zegt:

– Ik ook niet, meneer, daarom kom ik nu juist haar hand vragen!

In de trein

(В поезде)

Jan zit in de trein (Ян сидит в поезде) en wil een sigaar opsteken (и хочет закурить сигару; opsteken – поднимать: de paraplu opsteken – раскрывать зонтик; зажигать /лампу/; прикуривать), maar eerst vraagt hij beleefd (но сначала он вежливо спрашивает; beleefd – вежливый, учтивый) aan de dame tegenover hem (у дамы напротив него):

– Staat u mij toe dat ik rook (вы мне позволите, чтобы я закурил)?

– Doe alsof je thuis bent (будь: «делай» как дома) antwoordt de dame (отвечает дама), waarop Jan de sigaar voorzichtig wegsteekt en bromt (на что Ян осторожно прячет сигару и ворчит; wegsteken – незаметно убрать, припрятать; weg – прочь; steken – сунуть):

– Nu dan maar niet (тогда не сейчас).

Jan zit in de trein en wil een sigaar opsteken, maar eerst vraagt hij beleefd aan de dame tegenover hem:

– Staat u mij toe dat ik rook?

– Doe alsof je thuis bent, antwoordt de dame, waarop Jan de sigaar voorzichtig wegsteekt en bromt:

– Nu dan maar niet.

Назад: Pannekoeken (Блины)
Дальше: Wie is wie (Кто есть кто)