Een bezoeker vraagt aan de conciërge (посетитель спрашивает у консьержа):
– Woont er een meneer Kuiken in dit gebouw (здесь живет господин Койкен /Цыпленок/ в этом здании)?
– Nee. Maar er is wel een meneer De Haan (нет, но здесь есть господин Де Хан /Петух/)!
– Ja, dat moet hem zijn (да, это, должно быть, он: «это должен быть он»). Ik heb hem al tien jaar niet meer gezien (я его уже десять лет не видал: «больше не видел»)!
Een bezoeker vraagt aan de conciërge:
– Woont er een meneer Kuiken in dit gebouw?
– Nee. Maar er is wel een meneer De Haan!
– Ja, dat moet hem zijn. Ik heb hem al tien jaar niet meer gezien!
Jantje (Иванушка: «Янчик»): – Je ziet er moe uit, postbode (ты выглядишь уставшим, почтальон).
Postbode: – Wat wil je (что хочешь ты = а как ты хотел)? Heel de dag hard werken… (весь день тяжело/жестко = не покладая рук работать)
Jantje: – Ga toch naar huis (иди же домой)!
Postbode: – Kijk eens wat ik nog in mijn tas heb (посмотри-ка, что у меня еще в сумке)?
Jantje: – Stuur het dan op met de post (отправь тогда это почтой)!
Jantje: – Je ziet er moe uit, postbode.
Postbode: – Wat wil je? Heel de dag hard werken…
Jantje: – Ga toch naar huis!
Postbode: – Kijk eens wat ik nog in mijn tas heb?
Jantje: – Stuur het dan op met de post!
Koen is volgende week jarig (у Куна на следующей неделе день рождения; jarig – годовалый; hij is vandaag jarig – у него сегодня день рождения). Zijn vader is op zoek naar een trommel voor hem (его отец – в поисках барабана для него).
– Kijk, mijnheer, – zegt de verkoopster (посмотрите, господин, говорит продавщица) – deze rode hier kost 5 /vijf/ euro, die blauwe 7 /zeven/ euro en die gele, ja, dat is een speciale (этот красный здесь стоит 5 евро, тот синий – 7 евро, а тот желтый, да, это специальный/особенный). Die kost 12 /twaalf/ euro (он стоит 12 евро).
– Hm… En wat is er dan wel zo speciaal aan (а что в нем тогда такого специального/особенного)? – vraagt de vader (спрашивает отец).
– Die is gegarandeerd binnen een week stuk, mijnheer (тот гарантированно в течение недели сломается: «сломан», господин; stuk – сломанный, разломанный; испорченный), – antwoordt de verkoopster (отвечает продавщица).
Koen is volgende week jarig. Zijn vader is op zoek naar een trommel voor hem.
– Kijk, mijnheer, – zegt de verkoopster – deze rode hier kost 5 euro, die blauwe 7 euro en die gele, ja, dat is een speciale. Die kost 12 euro.
– Hm… En wat is er dan wel zo speciaal aan? – vraagt de vader.
– Die is gegarandeerd binnen een week stuk, mijnheer, – antwoordt de verkoopster.
– Ober, waar is hier het toilet (официант, где здесь туалет)?
– U kunt er op dit ogenblik geen gebruik van maken (вы не можете им в настоящий момент пользоваться: gebruik maken – «делать использование» = gebruiken – использовать), het is verstopt (он засорен; verstoppen – затыкать; прятать; засорять; stoppen – сунуть; затыкать).
– O, dan help ik wel even zoeken (о, тогда помогу я, пожалуй, как раз искать! /игра слов/: verstoppen – спрятать; забить, засорить)!
– Ober, waar is hier het toilet?
– U kunt er op dit ogenblik geen gebruik van maken, het is verstopt.
– O, dan help ik wel even zoeken!
Een cowboy gaat een verzekering afsluiten (один ковбой собирается застраховаться: «страхование заключить»; verzekering – страхование; страховка; verzekeren – обеспечивать; страховать, застраховывать; zeker – безопасный; надежный; afsluiten – запирать; заключать). De verzekeringsagent vraagt of hij wel eens een ongeluk heeft gehad (страховой агент спрашивает, был ли у него когда-нибудь несчастный случай).
– Nee, – antwoordt de cowboy. – Ik ben wel al een keer door een slang gebeten (я, пожалуй, уже один раз змеей был укушен = один раз меня укусила змея). En op een andere keer werd ik door een paard getrapt (а в другой раз меня лягнула лошадь; trappen – ударить ногой, брыкнуть). Ik had toen drie gebroken ribben (у меня тогда было три сломанных ребра; breken – ломать).
– Noem je dat geen ongelukken? – vraagt de agent verbaasd (и ты называешь это не несчастные случаи? спрашивает агент, удивленный).
– Oh nee, – zegt de cowboy. – Ze deden dat met opzet (нет, они делали это умышленно: «с умыслом»; doen – делать).
Een cowboy gaat een verzekering afsluiten. De verzekeringsagent vraagt of hij wel eens een ongeluk heeft gehad.
– Nee, – antwoordt de cowboy. – Ik ben wel al een keer door een slang gebeten. En op een andere keer werd ik door een paard getrapt. Ik had toen drie gebroken ribben.
– Noem je dat geen ongelukken? – vraagt de agent verbaasd.
– Oh nee, – zegt de cowboy. – Ze deden dat met opzet.
Een auto rijdt door de voorgevel van een huis (одна машина въезжает через фасад дома = врезается в стену фасада дома) en komt in de woonkamer bruusk tot stilstand (и останавливается резко в жилой комнате; tot stilstand komen: «прийти к остановке» = stilstaan – замереть, останавливаться).
De bewoner van het huis (обитатель/житель дома) komt in pyjama zijn slaapkamer uit (выходит в пижаме из своей спальни) en wordt woest als hij de schade ziet (и становится разъяренным/свирепым, когда он видит повреждения; woest – пустынный, необитаемый; необузданный, разнузданный; schade – убыток, вред, ущерб: schade lijden – терпеть убыток, de schade vergoeden – возместить убытки).
– Waar moet u heen (куда вам надо)? – roept hij woedend (кричит он в бешенстве; woeden – неистовствовать; woede – ярость, бешенство).
– Euh… naar Brussel… – antwoordt de versufte chauffeur (ээ… в Брюссель… отвечает растерянный водитель; versuffen – отуплять).
– Rij dan verder door de gang tot in de keuken (проезжай тогда дальше по коридору до кухни; ver – далеко; verder – дальше), neem daarna de eetkamer rechts (возьми потом столовую: «комнату для еды» справа), sla linksaf (возьми налево; afslaan – поворачивать) en ga via de badkamer tot voorbij de kelder (и поезжай через ванную «до» мимо подвала). Maar doe een beetje rustig aan (но «делай» немного спокойнее = но потише; rustig – спокойный; мирный; rust – отдых, покой; мир, тишина) want de kinderen slapen (потому что дети спят)!
Een auto rijdt door de voorgevel van een huis en komt in de woonkamer bruusk tot stilstand.
De bewoner van het huis komt in pyjama zijn slaapkamer uit en wordt woest als hij de schade ziet.
– Waar moet u heen? – roept hij woedend.
– Euh… naar Brussel… – antwoordt de versufte chauffeur.
– Rij dan verder door de gang tot in de keuken, neem daarna de eetkamer rechts, sla linksaf en ga via de badkamer tot voorbij de kelder. Maar doe een beetje rustig aan, want de kinderen slapen!